Marissa van Groenestijn
Duurzaamheid is bij uitstek een begrip waarop een langetermijnvisie passend is. Als woningcorporatie bepaal je het einddoel in zowel tijd als resultaat en stapsgewijs werk je hier naar toe. Het formuleren van een visie op het gebied van verduurzaming is niet moeilijk. Het verwerken van de impact van deze visie op de kortetermijnstrategie is wel een uitdaging. De route naar het doel moet meer en meer dynamisch blijven om in te spelen op onder andere veranderende wet- en regelgeving.
De laatste jaren gebeurt het steeds vaker dat er op kortere termijn ingrijpende wetgeving wordt ingevoerd als het gaat om duurzaamheid. De urgentie van het thema wordt steeds meer gevoeld en het is geen trendbegrip meer, maar het is meer een integraal onderdeel van de samenleving geworden. Dit zorgt er echter wel voor dat woningcorporaties, die soms al een goede strategie voor de verduurzaming hebben, geconfronteerd worden met een gevraagde bijsturing omdat er wettelijk verplichte tussenstappen naar het grotere doel worden geformuleerd. Hoe zorg je dat je als corporatie ‘in control’ blijft om de stip op de horizon te bereiken als er steeds nieuwe tussenstappen worden geformuleerd?
Er zijn in Nederland nog een kleine 1,4 miljoen woningen met E-, F- en G-label, waarvan een half miljoen huurwoningen. Deze woningen moeten uiterlijk 2029 verduurzaamd zijn naar minimaal label D, omdat de demissionair minister voor 2030 een verhuurverbod van slechte labels in wil voeren. In de Nationale Prestatieafspraken is met het ministerie al afgesproken deze woningen een jaar eerder uit te faseren. Beide afspraken geven een (verplichte) tussenstap voor het verduurzamen van woningen.
In essentie is het de meest kostenefficiënte wijze om met één integrale verduurzamingsslag een woning in één keer op het beoogde eindniveau vanuit de visie te brengen. Een dergelijke exercitie is echter vaak niet in bewoonde staat uit te voeren. Hierdoor worden ingrepen toch vaak stapsgewijs gedaan. Het tijdspad van de eerste stap is nu echter op korte(re) termijn al ingepland, waardoor ook een integrale verduurzamingsslag vanaf 2029 nu op wordt geknipt in tussenstappen. Ook wordt de integrale verduurzaming van een complex nu naar voren gehaald om te zorgen dat de woningen per 2030 nog verhuurd kunnen worden. De impact op de portefeuillestrategie, maar ook de financiële impact hiervan is aanzienlijk. Het is belangrijk goed door te rekenen of het einddoel met deze tussenstap nog steeds haalbaar is, op de manier die eerder voor ogen was, en zo nodig bij te sturen.
Wat niet meehelpt is dat er in de berekenmethode van de energielabels, de NTA 8800, ook jaarlijks wijzigingen worden doorgevoerd. Zo kan het zijn dat woningen die in eerste instantie geen ‘slecht label’ hadden, na een wijzigingsronde terugvallen in de klasse E, F of G. Deze wijzigingen kunnen echter ook zorgen voor een verbetering van de individuele energielabels. Zo is er de laatste jaren veel te doen geweest om slechtere energielabels bij kleine woningen na de invoering van de NTA 8800. Er is op initiatief van Aedes en Kences onderzocht of hier een structurele oplossing voor kon komen in tegenstelling tot de aparte WWS-tabel. Ook deze wijziging wordt softwarematig doorgevoerd en heeft direct (positief) effect op de slechte labels van kleine woningen. Aedes raad aan te wachten met planvorming rond kleine woningen met E-, F- en G-label tot de wijzigingen doorgevoerd zijn en er een correct plan gemaakt kan worden.
Het terugvallen van labels naar een slechtere categorie kan ook gebeuren door een gebrekkige datakwaliteit. Wanneer je zorgt dat de data in Vabi actueel is, en niet slechts eens in de tien jaar bij afgifte van een nieuw label wordt bijgewerkt, zorg je voor beter inzicht in de energetische prestaties van de woningen. Dit maakt dat er tussentijds minder bijgestuurd hoeft te worden.
In 2022 kondigde minister Hugo de Jonge aan dat er een verplichting komt om vanaf 2026 verwarmingssystemen op gas te vervangen door een hybride warmtepomp of duurzamer. Dit is een extra tussenstap ten opzichte van ‘gasloos in 2050’. Op 1 mei 2023 is er aangegeven dat appartementen en monumenten uitgezonderd zijn. Tevens is er een uitzondering opgenomen voor situaties waar binnen afzienbare tijd gas geen warmtebron meer is en waar het financieel niet haalbaar is. Er blijft echter een aanzienlijk aantal woningen over dat over moet op een (hybride) warmtepomp terwijl dit wellicht niet de route was die het beste aansluit bij de langetermijnvisie. Gelukkig kunnen hybride warmtepompen tegenwoordig redelijk eenvoudig worden toegepast in eengezinswoningen als het afgiftesysteem goed is ingeregeld.
Er blijven echter ook situaties over waar op termijn al plannen zijn voor het aardgasvrij maken van een buurt door bijvoorbeeld over te stappen op een warmtenet dat nog in voorbereidingsfase of in ontwikkeling is. Als woningcorporaties is het dan verstandig met de gemeente in gesprek te gaan over de aanwijsbevoegdheid vanuit de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Wanneer deze aanwijsbevoegdheid voor een bepaalde wijk gebruikt is, kun je dit als ‘situatie waar binnen afzienbare tijd gas geen warmtebron meer is’ benoemen.
De beste manier om grip te houden op de strategie en het einddoel dat in de visie geformuleerd is, is door sturen op goede data en inzichten. Zorg ervoor dat de zaken, zoals hierboven beschreven, vastgelegd worden en dat partijen zoals de gemeente aangehaakt worden voor wettelijke verplichtingen. Goede communicatie met stakeholders maakt dat je een wendbare organisatie bent voor eventuele in de toekomst geformuleerde wettelijke tussenstappen in de verduurzaming. En last but not least: lees ook eens de blog van mijn collega over het herijken van de portefeuillestrategie.
Neem dan contact met mij op.